Meditatie
Lachen, huilen, juichen
O HEERE! wend onze gevangenis gelijk waterstromen in het zuiden.
Psalm 126 vers 4

Bidden op goede gronden
De tekst is een intens gebed. Een tekstvers uit een pelgrimslied. ‘We zijn verlost en toch moeten we nog verlost worden’. ‘O HEERE! wend onze gevangenis gelijk waterstromen in het zuiden’. Een hartenkreet. Een indringend gebed tot de Hoorder der gebeden, de Helper in noden, het Houvast. Voor de zekerheid is de HEERE Zelf Persoonlijk verantwoordelijk: ‘De gedane verlossing in het verleden geeft garantie voor de toekomst’. Gezegend eenieder die het zo bekijken mag en aldus ziet. Het is waar: “Hij laat niet varen de werken van Zijn handen’, de HEERE Die een goed werk begint, voleindigt het. Bij het bidden hebben de zangers een vroegere wending voor ogen, het roemrijke verleden schept vertrouwen. Toen lachten en juichten we.
We hebben gelachen
Een gebed met vaste hoop. Een terugblik. ‘We hebben gelachen’, ja ‘onze mond werd vervuld met lachen en onze tong met gejuich’. Beslist geen gemaakte glimlach, geen zuinig of beleefd lachen. ‘t Is uitbundige vreugde! ‘We zijn aan het lachen gemáákt’. God Zelf bracht aan het lachen. De HEERE veranderde de uitzichtloze situatie, een onmogelijke situatie wendde Hij. Na 70 jaren ballingschap als straf op de zonde zorgde de HEERE dat koning Kores een deel ballingen naar Jeruzalem terugkeerde. Wat een ervaring. Een sprankelende verlossing. Het leek wel een droom! Dát was het niet, het was voluit werkelijkheid. Zelfs de heidenvolken hebben het beleden dat de HEERE grote dingen aan deze gevangenen had gedaan. Israël zelf kon het zeggen: ‘De HEERE heeft grote dingen aan ons gedaan’. Ja, ’t is de werkelijkheid van de hemelse werkzaamheid: de HEERE deed lachen, gaf gejuich, schonk intense blijdschap. De HEERE legde de lof in de mond. Gods verlossen is altijd wonderlijk. Vat u het ook? Mag en kunt u het helemaal bijvallen en ermee instemmen? Bij het zondepak neergezet, met de vloek op het leven geschreven, met de verdiende straf van de eeuwige dood voor ogen: ‘Gij hebt, o HEERE, in het dodelijkste tijdsgewricht mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen, mijn voet geschraagd!’ Vast en zeker dat we het wonder niet op kunnen, we kunnen er niet over uit, die ene Naam JEZUS verblijdt het hart, uitzinnig in God. Door Gods Geest overtuigd van onze totale onmogelijkheid, ten dode opgeschreven, is Christus verkondigd: ‘Mijn Verlosser leeft’. Dat was toen. Hoe is het nu?
We moeten huilen
Nu? We zijn er nog niet. Het heden is nog vol moeite, verdriet en tranen. Daarom het gebed: Wend onze gevangenis zoals waterstromen in het zuiden’. Een droge bedding in het zuiden verandert soms ineens in een rivier vol water en het land groent. Ja, daarnaar verlangen: redding uit gevangenschap, volkomen verlossing. Tot de HEERE wordt de toevlucht genomen met het volste vertrouwen. Het is huilen geblazen. De waterlanders biggelen over de wangen. Heel goed voor te stellen, die teruggekeerde ballingen zien de verwoeste tempel, Jeruzalem is een puinhoop, de akkers zijn kaal. Vreselijke omstandigheden. En álle gevangenen waren bovendien niet teruggekeerd, zoveel moesten nog terugkeren. In Israëls geschiedenis is de Psalm hoogst actueel. Het moet naar de volheid toe: geheel Israël zal zalig worden. In de tijd van de ballingschap moesten de ‘wedergebrachten’ (!) aan de slag. Bouwen, herbouwen, en juist ook het eten uit de mond sparen, zaad gebruiken voor zaaien. Het kost tranen, wenend het land op, zaaien met de vaste hoop op zegen. Naar de volheid toe. Onder tranen gaan…
We zullen juichen
Stil. Spits de oren. Het wordt lachen. Eén kant uitkijken. Let op waar het geluid vandaan komt. Er is zekerheid. Gehoor gescherpt: de grote Zanger zingt de Psalm. Hij draagt het zaad, Hij staat voor de Oogst in. Israël en de volken. Zijn Huis zal vol worden. Het is Zijn werk, het is Gods werk geheel en alleen. Adembenemend diep en mooi. Voorzeker zal dé Zaaier met gejuich komen. Hij is de Tarwekorrel Die in de aarde gestorven is en Die zal zal zien. De arbeid van Zijn ziel is niet ijdel. Op de Pinksterdag zichtbaar en tastbaar: een rijke oogst van voorspoed. ’t Is raak, er worden er zalig en er worden er meer zalig en nog meer zalig, het getal moet vol worden en zal vol worden. Hoor Hem garanderen: ‘Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld, Ik ben met u bij het zaaien!’ Paulus zaait wenend, evangelisten en zendingswerkers zaaien wenend. Huilende zaaiers, vaders en moeders, mannen en vrouwen, ouderen en jongeren. Waar akkers het zaad gaan dragen…. Het wordt beslist juichen. Hij komt terug om Zijn Oogst in de Korenschuur te dragen. De Bruidegom haal Zijn Bruid Thuis. Al het werk in de Heere gedaan wordt gekroond en beloond. Het wordt lachen en juichen. Alle tranen weggeveegd, hartelijk, ja allerhartelijkst lachen. Door de Liefste aan het lachen gemaakt, vreugdeolie, blijdschap. ‘Zalig zijt gij die nu weent, want gij zult lachen’ (Lukas 6:21).